„Pseudo-coherent radar“

koppeling
Zender
detector
processor
Oscillator
nisator
Afbeeldig 1: Het principe van een niet-coherente radar met een intern coherent MTI-systeem.

koppeling
Zender
detector
processor
Oscillator
Afbeeldig 1: Het principe van een niet-coherente radar met een intern coherent MTI-systeem.

Zender
Afbeeldig 1: Het principe van een niet-coherente radar met een intern coherent MTI-systeem.
(interactief beeld)
„Pseudo-coherent radar“
„Pseudo-coherent radar“ is de gebruikelijke (Engelse) term voor een niet-coherente radar met een intern coherent MTI-systeem.
Een belangrijke eigenschap voor een Doppler-radar is coherentie. Het woord „coherent“, dat eigenlijk „samenhangend“ betekent, slaat hier op de al of niet aanwezige samenhang in tijd-frequentie- en fase-relatie van de opeenvolgende zendpulsen en de verschillende hulpsignalen. Dit betekent dat er een bepaalde faserelatie moet bestaan tussen de uitgezonden signalen en de echosignalen om een Dopplerverschuiving van het uitgezonden signaal te kunnen detecteren. De faseverschuiving tussen de afzonderlijke pulsen wordt gebruikt om bewegende doelen te onderscheiden van interfererende vaste doelen en ruis. Bij het detecteren van deze faseverschuiving vertrouwt de radar op de vaste faseverhouding tussen de radarzender en de referentiefrequentie in het ontvangstpad.
Bij een zelf-oscillerende zender is de faseverhouding van het uitgezonden signaal echter onbepaald. Elke zendpuls begint met een willekeurige fasereferentie. Daarom wordt voor de detectie van een faseverschuiving een vrij oscillerende, zeer stabiele generator geforceerd gesynchroniseerd met de fasepositie van het uitgezonden signaal en levert zo de referentiefase voor de fase-discriminator. Aldus blijft de fasepositie van de laatste zendimpuls behouden voor de duur van de ontvangsttijd. Het blokschema van een niet-coherente radar is getekend in figuur 1.