www.radartutorial.eu www.radartutorial.eu Radar Grondbeginselen

„Silent Radar“

Een „Silent Radar“ of LPI radar (uit het Engels: Low Probability of Intercept) behoort tot een klasse van radars, die bijzondere prestatiekenmerken hebben, die een verkenning van de radar moeilijk of zelfs onmogelijk maken. Deze speciale kenmerken voorkomen dat radarwaarschuwingsontvangers op doelwitten of passieve verkenningsapparatuur waarschuwen voor de radar. Deze speciale kenmerken zouden zijn:

Verkenning, commando en vuurleiding wezels met de LPI radar HARD.

Figuur 1: Wezel voor verkenning, bevelvoering en vuurleiding met de LPI-radar „HARD”.

De functie van een LPI-radar is het voorkomen van verkenning door speciale ontvangers van radio-elektronische verkenning. Dit is in principe alleen mogelijk als een zenderpuls wordt uitgezonden die te zwak is of op de pulsvorm of het pulspatroon waarvan de verkenningsontvanger niet is afgestemd. Het directe gevolg is dat de verkenningsontvanger de radar pas opmerkt wanneer deze zich op zeer korte afstand bevindt, veel te laat dus.

Een LPI-radar zendt een puls met intrapulsmodulatie uit, zodat een vrij goede afstandsresolutie wordt bereikt ondanks een betrekkelijk lange zendpuls met een zeer laag vermogen. De zendimpuls kan frequentie- of fasemodulerend zijn, of kan bestaan uit een schijnbaar willekeurige pulstrein die lijkt op natuurlijke achtergrondruis. Een typische LPI-radar heeft een regelbaar pulsvermogen van maximaal één watt. Ter vergelijking: een conventionele radar zonder intrapulsmodulatie vereist minstens 10 kW pulsvermogen voor hetzelfde bereik! Dit lage vermogen geeft de LPI-radar een voordeel ten opzichte van een radardetector, beschreven door het product van pulsduur en pulsbandbreedte. Dankzij dit voordeel kan de LPI-radar het gebruikelijke voordeel van radardetectoren (slechts eenzijdige verzwakking van de elektromagnetische golven en derhalve slechts onderworpen aan de wortelpuls-vermogens-afstandsrelatie) overtreffen, ondanks de wortelpuls-vermogens-afstandsrelatie die typisch is voor een primaire radar.

Een nadeel van de methode is echter dat een LPI-radar als pulsradar een slecht minimumbereik heeft. Zolang de antenne bezig is met het uitzenden van een lange zendimpuls, heeft de zend-ontvangschakelaar de ontvanger uitgeschakeld. Om deze reden gebruiken sommige LPI-radars afzonderlijke zend- en ontvangstantennes, aangezien krachtige radarsignaalprocessoren een sterk echosignaal van dichtbij kunnen comprimeren, zelfs van een puls die nog niet volledig is ontvangen. Deze antennecombinatie kan echter niet volledig worden ontkoppeld. De zogenaamde „overspraakdemping“ (een term uit de telefonie) kan hier oplopen tot maximaal 60 dB. Dit maakt het moeilijk om zwakke doelen te detecteren in een gebied met sterke grondvervuiling. Sommige LPI-radars kunnen zelfs volledig afwijken van de impulsradarmethode en dan werken als FMCW-radars.